19 december, 2011

Dubbele boterham met kaas - 2


The North Star Grassman and the Ravens hoefde ik maar uit te klappen en ik keek haar aan – ze leek sprekend op Sandy Denny zoals op die foto. Een aanblik die mij ontroerde. Ik heb haar slechts een keer in het echt gezien, en dan wel onder omstandigheden waarbij ik haar steels teder gekust heb. Het was een vrolijk feest en zij had al wat op toen zij aankwam. Zij typeerde het opperhoofd van de afdeling Amsterdam van de Federatie van Vrije Socialisten trefzeker en met de dodelijke blik van een vrouw. Ik kon er slechts met een bevrijd gevoel om lachen. Mijn loyaliteit lag allang niet meer bij “de federatie”. Dit kan achteraf merkwaardig klinken – de Amsterdamse afdeling was een zeer doenerig gezelschap, misschien wel terecht te typeren als een uitzendbureau voor en van activisten. Maar een affinity group kon je die afdeling maar moeilijk noemen. Dat er toch zoveel actie van uitging mag een wondertje heten.

Degene die ik als “opperhoofd” aanduid had zich gewaagd waar Ger Harmsen ons als studenten zo uitdrukkelijk tegen gewaarschuwd had: Zelf Hegel Lezen. Zonder filosofische bagage van belang kon het Hoofd bij iedere gelegenheid een kruiwagen met blijkbaar enig verband met Hegel houdende termen leegschudden. Soms was dit bijna grappig, meestal niet. Dat er geen eruditie van belang achter deze woordenvloed stak moest je zelf merken. Je kon dan maar beter niet meer bij de club zijn. Het breekpunt kwam op een ogenblik waarop ik mij toch al afvroeg of ik er nog zin in had bepaalde Kameraden tegen te komen in dit verband.

Het punt kwam toch nog onverwacht maar zeer zeker. Eerst werd de Sandy-lookalike als Agente aangemerkt. Zij was geen anarchiste, had nooit aansluiting bij de Federatie gezocht, had zich in De Beweging binnengewerkt. Ik dacht aan de pamfletten waarvan ik haar en de door haar opgerichte actiegroep kende. Eigenlijk kende ik daarvan alleen nog twee andere vrouwen die mij zeker ook redelijk dierbaar waren en die ik vertrouwde. Maar ik zei niets, juist omdat het dan meteen een delicaat onderwerp was. Een delicaatheid die toch wel kwam: “ze laat zich n***en door X. en daarom vindt ze zichzelf arbeider.” “Zo praat je niet over een vrouw en zeker niet over een vrouw die ik zelf gekust heb”. Nee, ik heb het niet gezegd, ik heb nooit - tot op dit punt – de kilte en de weerzin die ik voelde bij deze zin, achteloos uitgesproken aan de stencilmachine, als reden opgegeven waarom ik genoeg had van het Georganiseerd Anarchisme. Het was het doorslaggevende ogenblik, het was niet De Grote Reden. Voor ongeloof in organisatie van anarchisten als anarchisten was ik in tweeëneenhalf jaar klaargestoomd.

Het haringgratenmoment, u kent het verhaal van Reve – zoniet, dan jammer. Ik heb het anarchisme als gedachtengoed en streven nooit opzijgezet, wel De Organisatie. Als De Organisatie laster jegens door mij geachte medemensen met zich meebrengt, dan maar geen organisatie...

Geen opmerkingen: