25 oktober, 2012

Dubbele boterham met kaas - 5

Moed en overmoed bij het colporteren

Het colporteren van bladen hoort voor mijn gevoel bij uitstek bij de Rode Jaren Zeventig waar deze rubriek aan gewijd is. En eigenlijk vooral bij de eerste helft zelfs. Heb ik nog met de Nederlandse editie van República gevent, het door de arbeiders overgenomen blad dat oorspronkelijk van de aanhangers van Soares was, in Portugal? Het staat mij niet meer bij. Ik weet wel dat ik tegen de deviezenbepalingen in als luchtreiziger naar Portugal het grootste deel van de opbrengst meenam, verstopt in de etui van mijn scheerapparaat (natscheren zou ik nou juist in Portugal leren). Achteraf hoor ik dat dit de smokkelplek bij uitstek is en als “ze” zoeken zullen ze daar zeker kijken. Deviezenbepalingen en de mogelijkheid iets verstopt mee te voeren in het vliegtuig zijn beide verdwenen intussen. Ik schrik van het risico dat ik achteraf heb genomen – moed en onwetendheid liggen vaak dicht bij elkaar. Bij aankomst bleek de zelfbeherende krant net gesloten – de contrarevolutie sloeg op alle fronten toe. Ook dat nog.

Mijn eerste stappen op het colportagefront waren met het kortstondige weekblad Stadsfront dat beoogde een stem te geven aan de Amsterdamse buitenparlementaire oppositie, en dat naar ik achteraf vernam van de PSP afkomstig was. Je hield er vijftien cent per exemplaar aan over en dat was in 1970 nog iets, moet ik er beslist bij zeggen. In het uitgaansleven ging het blad aardig van de hand, nog iets wat men zich van latere tijden niet meer kan voorstellen. Onvergetelijke reactie van een meisje dat een slagje ouder was dan ik zelf en dat mij omstandig uitlegde dat het pas echt een leuk blad zou zijn als het buitenparlementaire opoesitie als ondertitel had. Aan uitleggen deed zij niet. Een van de speciale ontmoetingen.

De grootste inzet toonde ik voor de bladen waar ik zelf in schreef of die ik zelf uitgaf. Nee, de Vrije Socialist hoorde daar niet bij, ik ga er niet over uitweiden waarom ik het een oncolportabel blad vond. Voor het Biafra Bulletin heb ik mij buitengewoon ingezet, op een wijze die niet geheel aansloot bij de net opkomende Tweede Golf. Er diende zich een jonge vrouw in mijn blikveld aan en ik: “Deze mooie jongedame heeft vast nog niet het laatste Biafra Bulletin.” Meestal klopte dit en dan pakte zij haar portemonnee – in een klap gerehabiliteerd voor vijftig cent. Als gevraagd werd waarom het gelezen diende te worden kon ik antwoorden dat ik er in geschreven had. Dat gaf de doorslag. Ik kijk nu ik het opschrijf met bepaald niet lichte verwondering terug op deze inzet (voor seksegenoten had ik ook een indringende tekst die ik evenwel vergeten ben en waar ik dan ook niet met verbazing op terugzie). Biafra had gecapituleerd, ik was nog zo groen als gras – moed en inzet kan ik nu alleen nog maar aan krachten buiten mijzelf toeschrijven wat natuurlijk niet klopt. De Zaak gaf mij vleugels die ik mij niet meer kan voorstellen. Misschien is dat het verschil met de Vrije Socialist van 1972-74 – stond dit blad eigenlijk voor een Streven? Bij het uitventen van het Ierland Bulletin en de praktische voortzetting ervan, Repressie Revue, was ik mijn overmoed wel kwijt en ik denk er ook niet meer met een mengsel van vrolijkheid en schaamte aan terug.

En op het eind van het decennium werkte ik bij het Fort van Sjakoo, waar bladen verkocht werden waarvoor ik een enkele maal schreef juist tengevolge van het werken bij deze boekhandel. Dat was anders. Voor de volledigheid moet ik melden dat De AS als colportageblad voor mij niet aan de orde was, maar dat het wel een van de bestlopende bladen van Sjakoo was. Dat waren nog tijden…

1 opmerking:

Sonja zei

Leuk verhaal!